Asielzoeker

Onze kat, een kwetsbaar kneusje uit het asiel, kwam ooit als een beschadigd kitten in huis. De relatie met mijn lief was voor haar een moeizame: ze was bang voor elke vorm van bezoek en voor haar was  hij vooral de man die in het weekend lawaai kwam maken. Lawaai waar ze als de dood voor was om vervolgens weer een week onder het bed verstopt te blijven zitten.

Toen wij vorig jaar naar ons ‘huis met een tuin’ verhuisden, had ’t arme beest nog een veel grotere stressfactor met als gevolg dat ze bijna een maand van huis is geweest. Uit het raam gevallen, gevlucht en verdwaald. Zoiets. Tot op een goed moment s’avonds in de tuin een klaaglijk miauw de aandacht trok en mevrouw, nog amper 2 kilo zwaar, in de tuin zat te bibberen.

Inmiddels zijn we anderhalf jaar verder. De tuinen links, rechts en daarnaast zijn háár domein. Ze trippelt over daken alsof ze nooit anders heeft gedaan.  Als de Koningin Van De Buurt zit mevrouw op schuttingen en tuurt over ‘haar’ land.  Als het regent loopt ze buiten, als het stormt heeft ze een beschutte plek. Ze vangt vogels en muizen en is not amused wanneer we haar die willen ontnemen. In dat geval laat ze, diep vanuit haar keel een oergrom horen, waarmee niet valt te spotten.

En nu het weer kouder buiten wordt en ze meer in huis is, ligt mevrouw te tevreden te spinnen op een kleedje, het liefst in de buurt van de warme houtkachel. En als het even kan, zoekt ze een plekje op het warme donsdekbed of springt ze in de schone was.Net een echte kat. Wie had dat kunnen denken.